Belastingaanslag voor het koninklijk huis Inleiding Aanstaande dinsdag biedt de regering de ontwerp begroting voor het jaar 2001 aan de Staten-Generaal aan. Tussen de verschillende begrotingen van de departementen bevindt zich altijd een heel dun boekje met daarop de titel "begroting koninklijk huis". Normaal gesproken is dit een van de begrotingen die zonder vloek of zucht door de Tweede Kamer wordt aangenomen. Dit jaar vormt waarschijnlijk een uitzondering doordat de regering in de toelichting op de begroting zal reageren op de voorstellen van D66 over de monarchie. Het Nieuw Republikeins Genootschap (NRG) heeft op de voorstellen van D66 gereageerd door te stellen dat zij weliswaar een stap vooruit zijn maar dat als D66 consequent zou doorredeneren zij tot de conclusie zou moet komen dat echte democratisering alleen maar kan betekenen dat ook het staatshoofd gekozen moet worden. Dat betekent echter niet dat het NRG de discussie over de monarchie niet op prijs stelt. Met dit rapport willen wij wijzen op een deel van de kosten van de monarchie die tot nu toe (nog) niet gekwantificeerd aan de orde zijn geweest. Het koninklijk huis beschikt over een aantal belastingprivileges die de werkelijke kosten van het koninklijk huis maskeren. Belastingprivileges zijn in strijd met het beginsel van gelijkheid voor de wet. Een serieuze afweging tussen republiek of monarchie kan niet plaatsvinden zonder dat alle kosten (en baten) van deze regeringsvormen in beeld zijn gebracht. Om die reden wil het Nieuw Republikeins Genootschap (NRG) met deze notitie de discussie aanzwengelen over deze kosten en de monarchie in het algemeen. In het eerste deel wordt een overzicht geven van de bestaande privileges en wordt geprobeerd een zo volledig mogelijke schatting te maken van de kosten van deze vrijstellingen. In het tweede deel worden de mogelijkheden geschetst om hieraan een einde te maken. 1. Verborgen kosten Van oudsher had de Koning in de vroegere standenmaatschappij een aantal privileges waartoe ook de vrijstelling van belastingheffing behoorde. Eind jaren zestig zijn met terugwerkende kracht tot 1966 de uitkeringen voor het koninklijk huis flink verhoogd en is een groot aantal uitgaven die het koninklijk huis zelf hieruit moesten betalen ondergebracht bij verschillende departementen. De belastingvrijstellingen zijn toen in stand gehouden, alleen het recht van de Koning om portvrije post te versturen werd afgeschaft (dat betalen de verschillende ministeries nu). Premier Kok zei in 1994 op vragen van de SP-fractie bij de behandeling van de begroting voor het koninklijk huis over deze belasting vrijstellingen: "Bij het opstellen van de Grondwet, ook op dit onderdeel, is ervan uitgegaan dat het alles overwegend het beste zou zijn om de historische ontwikkelingen zoals die eerder tot stand zijn gekomen, te blijven volgen. Van oudsher geniet de Koning belastingvrijdom." Deze "Belastingvrijdom" is vastgelegd in artikel 40 lid 2 van de grondwet: "De door hen ontvangen uitkeringen ten laste van het Rijk, alsmede vermogensbestanddelen welke dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie, zijn vrij van persoonlijke belastingen. Voorts is hetgeen de Koning of zijn vermoedelijke opvolger krachtens erfrecht of door schenking verkrijgt van een lid van het koninklijk huis vrij van de rechten van successie, overgang en schenking. Verdere vrijdom van belasting kan bij de wet worden verleend." Wat kosten deze belastingvrijstellingen de overheid? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we eens schatting maken van de drie afzonderlijke onderdelen van deze privileges inkomstenbelasting, successierechten, en vermogensbelasting. Inkomstenbelasting In totaal ontvingen Beatrix, Claus, Willem-Alexander, Juliana, en Bernhard in 1999 voor bijna 14 miljoen aan uitkeringen (dit zijn overigens bij lange na niet de totale kosten van de monarchie). Deze uitkeringen bestaan uit zogenaamde A, B, en C componenten waarvan de C-component de eigenlijke persoonlijke uitkering is en de andere componenten vergoedingen worden geacht te zijn voor door gemaakte kosten. Willem-Alexander kreeg bijvoorbeeld naast zijn "persoonlijke uitkering" van 400.000 gulden nog voor bijna 1,4 miljoen gulden aan A en B uitkeringen. De vrijstelling van inkomstenbelasting is alleen van toepassing op de "persoonlijke" C-component. In totaal bedroegen deze uitkeringen aan de leden van het koninklijk huis in 1999 3,40 miljoen gulden. Aangezien de andere uitkeringen aan de leden van het koninklijk huis al vele malen de grens bedragen van het inkomen waarboven het toptarief van 60 procent moet worden betaald (een belastbaar inkomen van 105.954 in 1999) en we mogen aannemen dat nu al optimaal gebruik wordt gemaakt van aftrekposten is de jaarlijkse budgettaire derving gemakkelijk te berekenen. In 1999 bedroeg dit 2,04 miljoen gulden. Aangezien deze uitkeringen zijn gekoppeld aan de salarisstijging van de vice-voorzitter van de Raad van State en deze de stijging van de inflatie gewoonlijk overstijgt neemt het belang van deze budgettaire derving, ook gecorrigeerd voor de inflatie, jaarlijks nog toe. Het nieuwe belastingstelsel drukt de waarde van de vrijstelling echter omdat het toptarief daalt van 60 naar 52 procent. Successiebelasting Het tweede onderdeel, de door de staat misgelopen successiebelasting is moeilijker te schatten. Hiervoor is het namelijk nodig om niet alleen het vermogens van de Oranjes te schatten maar ook om te weten hoe dit precies over de verschillende familieleden verdeeld is. In tegenstelling tot de vrijstelling van inkomstenbelasting is dit privilege alleen maar van toepassing op de Koning en zijn "vermoedelijke opvolger" voor zover er geërfd wordt van leden van het koninklijk huis. De bedoeling van deze vrijstelling is duidelijk: hiermee kan het familiekapitaal van de vorsten in stand gehouden worden. De bepaling dat vrijstelling van successiebelasting alleen van toepassing is op de Koning en zijn "vermoedelijke opvolger" draagt er bovendien toe bij dat het familiekapitaal niet teveel verwatert. Teveel laten erven door familieleden die geen Koning of "vermoedelijk opvolger" zijn impliceert immers een (fikse) aanslag. Geen betere manier om ruzies over de erfenis te sussen. Het derde probleem bij het maken van een schatting van de kosten voor de overheid, namelijk hoe een erfenis wordt verdeeld is daardoor iets gemakkelijker. We kunnen aannemen dat "om fiscale redenen" zoveel mogelijk door Beatrix en Willem-Alexander zal worden geërfd. Het vermogen van de Oranjes is uiteraard niet precies bekend. Omdat deze familie kan rekenen op een warme belangstelling van allerlei financiële royalty-watchers is hier toch wel een schatting van te maken. In 1998 schatte het zakenblad Forbes Beatrix alleen al op 4,7 miljard dollar (bijna 9,6 miljard gulden) en in 1999 kwam EuroBusiness Magazine op een totaal familiekapitaal van 4,05 miljard euro (meer dan 8,9 miljard gulden). Het persoonlijke vermogen van Beatrix wordt door dit blad op "slechts" 4,2 miljard gulden geschat. Onder andere omdat volgens EuroBusiness ruim eenderde van het totale vermogen familiebezit is en niet gekoppeld is aan een persoon. Voor onze berekeningen zullen we gebruik maken van de laagste schatting van EuroBusiness. Een eventueel overlijden van een familielid met een vermogen van enkele honderden miljoenen euro en erfelijke verkrijging door Beatrix of Willem-Alexander zou al snel ruim honderd miljoen gulden aan successierechten niet betaald hoeven te worden. Over de eerste 1.650.724 gulden is immers een oplopend tarief verschuldigd van 5 tot 27 procent (in totaal 496.039 gulden) en over het resterend is het toptarief van 27% vereist voor erven door eigen kinderen. Het financiële belang van deze vrijstelling loopt in de toekomst alleen maar op omdat het zeer waarschijnlijk is dat het vermogen van de Oranjes sneller zal groeien dan de inflatie en dus de gederfde reële successierechten voor de overheid hoger zullen zijn. Voor het gehele familiekapitaal dat niet in gezamenlijk bezit geldt dat de overheid door de jaren heen een bedrag van 666 miljoen gulden (guldens 1999) zal mislopen bij erving. Ook in dit geval neemt de reële omvang van dit bedrag met de jaren alleen maar toe. Vermogensbelasting Deze laatste vorm van belastingvrijstelling is het moeilijkst in te schatten. De vrijstelling is namelijk alleen van toepassing op vermogen "welke dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie". Dat is een nogal vage formulering waar niet uit duidelijk wordt wat op het koninklijke aangifte biljet zal worden geaccepteerd als "vermogen dienstbaar aan functie". Omdat het familievermogen echter zo groot is zou zelfs een relatief klein deel van het vermogen dat wordt vrijgesteld al leiden tot een budgettaire derving van miljoenen guldens. De vervanging van de vermogensbelasting door de vermogensrendementsheffing in het nieuwe belastingstelsel brengt hier weinig verandering in. Het is moeilijk te zeggen of het koningshuis hiervan profiteert. 2. Mogelijkheden voor modernisering Er is een drietal mogelijkheden om de belastingprivileges aan te pakken. Ten eerste kan de koninklijke weg bewandeld worden door de gewraakte passages in de grondwet te schrappen. Dit is ongetwijfeld de beste manier en ook de meest zuivere. Iedere belastingbetaler behoort voor de wet gelijk te zijn en deze privileges zijn alleen maar een anachronisme uit een ver verleden die zo snel mogelijk geschrapt moeten worden. Probleem is echter dat het wijzigen van de grondwet niet zo gemakkelijk is. Grondwetswijzigingen moeten goedgekeurd worden door een tweederde meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer waarna er verkiezingen moeten worden gehouden en het nieuwe parlement dit nogmaals met een tweederde meerderheid in beide Kamers moet bekrachtigen. Daardoor is dit op z'n minst een langdurige methode. Een tweede mogelijkheid is dat het koninklijk huis zelf erin toestemt om voortaan belasting te gaan betalen maar voorlopig volgens de wet blijft vrijgesteld. Dit is het zogenaamde "Engelse model" waar de koningin onder druk van de publiek opinie besloot "toe te stemmen" in het betalen van belasting. De Tweede Kamer zou Beatrix bijvoorbeeld kunnen vragen "vrijwillig" wel belasting te gaan betalen. Door de schizofrene ministeriële verantwoordelijkheid zou het kabinet verantwoordelijk zijn voor een eventueel "nee". Daarbij is het wel van belang dat de vrijwillige betaling geen symbolisch bedrag is. In Engeland is de ongeveer 2 miljoen pond (bijna 7 miljoen gulden) afgedaan als een "vrijwillig offer" om verdere aanvallen op de belastingprivileges te voorkomen. De ook daar bestaande vrijstelling van successierechten is bijvoorbeeld buiten schot gebleven. De laatste mogelijkheid is dat de overheid de leden van het koninklijk huis op een andere manier belast. Dit zou je het linksom-of-rechtsom model kunnen noemen. Uitgangspunt is dat de misgelopen overheidsinkomsten ook op een andere manier kunnen worden binnengehaald. Te denken valt onder andere aan het corrigeren van de C-component van de uitkering voor het feit dat er geen onderscheid tussen bruto en netto bestaat voor deze categorie uitkeringstrekkers. Een minpunt van deze correctie is dat het geen compensatie in de fiscale sfeer is. Op belastinggebied zijn natuurlijk vele manieren om het koningshuis te belasten. Bijvoorbeeld door een opslag op de gewone vermogensbelasting of op de inkomstenbelasting (koninklijk tarief!). Deze optie is vrij gemakkelijk uitvoerbaar en hoeft ook niet op basis van vrijwilligheid te geschieden. Nadeel is wel dat dit eigenlijk het aanpakken van de ene ongelijkheid is met de andere. De grondwetswijziging blijft dus de beste manier om aan deze privileges een einde te maken. Tot die tijd zou echter gekozen kunnen worden voor "vrijwillige" belastingbetaling door het koningshuis of het opleggen van additionele heffingen om te compenseren voor de bestaande voordelen. 3. Conclusie De vrijstelling van inkomstenbelasting voor leden van het koninklijk huis over de C-uitkering die zij van het rijk ontvangen kost jaarlijks ruim twee miljoen gulden. De vrijstelling van successierechten kost de overheid op termijn honderden miljoenen guldens door de enorme omvang van het familiekapitaal van de Oranjes. De vrijstelling van vermogenbelasting is zo losjes omschreven in de grondwet dat geen betrouwbare schatting van de kosten hiervan voor de overheid kan worden gegeven. De enorme omvang van het vermogen van de Oranjes leert echter dat zelfs als maar een klein deel van het vermogen wordt vrijgesteld de overheid al miljoenen aan vermogensbelasting misloopt. Overzicht kosten belastingprivileges Koninklijk huis:
De belastingprivileges kunnen alleen worden geschrapt door de grondwet te wijzigen. Dat is een tijdrovende procedure met een hoop haken en ogen. In mei van het vorige jaar nog viel het tweede kabinet Kok doordat een grondwetswijziging i.v.m. het referendum sneuvelde door toedoen van één VVD senator. Op de korte termijn kan daarom de leden van het koninklijk huis "verzocht" worden gewoon belasting te gaan betalen. Of in plaats daarvan kan de familie Oranje-Nassau ook compenserend belast worden om de gederfde overheidsinkomsten goed te maken. Premier Kok stelde in 1995 dat hij geen voorstander was van een grondwetswijziging omdat dit dan zou moeten worden gecompenseerd met een hogere bruto uitkering. Los van de vraag of dit laatste noodzakelijk is, de premier beschouwt de belastingvrijstelling blijkbaar als een vorm van indirect loon, is het Nieuw Republikeins Genootschap het hier om twee redenen mee oneens. Ten eerste blijft het stuitend dat een groep personen alleen op grond van afkomst vrijgesteld wordt van een gedeelte van de belastingheffing waardoor het gelijkheidsbeginsel geweld wordt aangedaan Ten tweede blijven op deze manier de werkelijke kosten van de monarchie buiten beeld. De belastingvrijstellingen voor het koninklijk huis leiden jaarlijks tot minimaal 2 miljoen gulden aan misgelopen uit inkomsten- en vermogensbelasting terwijl de vrijstelling van successierechten de overheid op termijn honderden miljoenen gulden kost. Het afschaffen ervan zou een kleine stap richting de republiek zijn maar een grote stap voor de schatkist. Het Nieuw Republikeins Genootschap, september 2000 |
Terug naar boven
www.subsearecovery.com