brief in Meningen van Het Parool  20-12-99.

 
AMSTERDAM MOET AKKOORD OVER DE NZ-LIJN OPENBREKEN

Volgens de Amsterdamse wethouder Köhler is de Noord/Zuidlijn hard nodig omdat het huidige bus- en tramnet overvol is. Volgens Victor van Lamoen, verbonden aan het Platform Metro, geeft Köhler een onjuiste voorstelling van zaken en misleidt hij met zijn opvattingen de Amsterdamse bevolking.

Wethouder Köhler wekt de suggestie dat door de aanleg van de Noord/Zuidlijn grote aantallen automobilisten zullen overstappen op het openbaar vervoer en daardoor de bereikbaarheid van de stad en zijn regio gegarandeerd wordt. Twee onderzoeken wijzen echter uit dat het effect van de Noord/Zuidlijn op de automobiliteit niet meer dan één schamele procent bedraagt.
Volgens de wethouder kan het bestaande tram- en busnet de stijgende vervoersvraag niet aan en is daarom de aanleg van de Noord/Zuidlijn noodzakelijk.
Om een aantal redenen is deze stellingname onjuist. Ten eerste zijn de vervoersprognoses van de gemeente Amsterdam irreëel: in de periode 1993-2005 zou het aantal passagiers in het Amsterdamse openbaar vervoer volgens de gemeente explosief stijgen, terwijl de reéle cijfers over de periode 1993-1998 uitwijzen dat er sprake is van een daling met vijf procent.
Ten tweede vindt eventuele groei niet of nauwelijks plaats op het tracé van de Noord/Zuidlijn, maar op trajecten naar nieuwe woon- en werkgebieden. Ten derde is de capaciteit van het bestaande tram- en busnet bij lange na niet maximaal benut en is dus eventeel optredende vervoersgroei op te vangen zonder aanleg van nieuwe infrastructuur.
Ten vierde is de kwaliteitsverbetering van het tramnet volgens het GVB-plan 'Ruim Baan' sinds 1990 door de gemeente opgeschort, kennelijk doelbewust om draagvlak te creëren voor aanleg van de nieuwe metrolijn.
De Amsterdamse wethouder stelt dat de Noord/Zuidlijn leidt tot een geweldige verbetering van de bereikbaarheid van Amsterdam met openbaar vervoer en dat bijna alle Amsterdammers (85 procent) erop vooruitgaan.
Door Köhler is begin dit jaar een rapport gepresenteerd met voorstellen voor aanpassing van het openbaar vervoernet aan de komst van de Noord/Zuidlijn, de zogenaamde 'netoptimalisatiestudie'.
Dit rapport voorziet in opheffing, inkorting en frequentieverlaging van een groot aantal tram- en buslijnen. Zo zouden de tramlijnen 3 en 25 en de buslijnen 33 en 34 worden opgeheven en voorts de tramlijnen 4, 5 en 24 worden ingekort.
De gevolgen van deze maatregelen worden in het rapport uitsluitend doorgerekend in de avondspits, wanneer de frequenties op alle lijnen maximaal zijn en extra overstappen weinig extra tijd kost. Vervolgens wordt gedaan alsof de gevolgen van de netoptimalisatie in alle andere dagdelen identiek zijn.
Dit is misleidend omdat extra overstappen buiten de spitsuren leidt tot een verlenging van de reistijd.
Tegen 2008 zou de NoordJZuidlijn volgens Köhler de hoofdas zijn van een regionaal snelnet waardoor Amsterdam vanuit de regio, waaronder Purmerend en Zaanstad, beter bereikbaar zou worden. Deze stellingname van Köhler is buitengewoon misleidend.
Reeds in november 1998 hebben de gemeenten Purmerend en Zaanstad, naar aanleiding van het verzoek van het Platform Metro, aan minister Netelenbos van Verkeer en Waterstaat gerapporteerd dat zij de doortrekking van de Noord/Zuidlijn naar hun gemeente expliciet afwijzen omdat dit leidt tot een sterke kwaliteitsachteruitgang van het regionaal openbaar vervoer.
De Noord/Zuidlijn zal dus geen regionale lijn worden volgens de planvorming van de gemeente Amsterdam en al helemaal geen hoofdas van een regionaal snelnet.
Köhler is ook al langer van mening dat Amstelveen een snellere verbinding krijgt met de binnenstad van Amsterdam. Hij vermeldt echter niet dat Amstelveen sterk gekant is tegen het verdwijnen van tramlijn 5 uit Amstelveen.
Het voltallige gemeentebestuur van Amsterdam stelt dat de kans klein is dat de Noord/Zuidlijn duurder uitvalt dan de door minister Netelenbos beschikbaar gestelde rijkssubsidie van ruim twee miljard gulden en dat met alle risico's rekening is gehouden.
Uit een tot dusverre niet openbaar gemaakte brief van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan de minister van Verkeer en Waterstaat van 16 maart 1999 blijkt duidelijk dat Köhler hier een onjuiste voorstelling van zaken geeft.
In de brief wordt ingegaan op het voorstel van het ministerie om de afdekking van de risico's van het Noord/Zuidlijn-project middels een vast bedrag bij de beschikking te regelen, via een zogenaamde afkoopsom.
Het Amsterdamse gemeentebestuur stelt dat 'nu al is vast te stellen dat afkoop voor een aantal risico's zeer problematisch is'. Als voorbeeld wordt gegeven de verhoogde aanneemsom (marktrisico) door het gelijktijdig op de markt komen van grote boorprojecten in een relatief kleine boordeskundige aannemerswereld. Het gemeentebestuur stelt voorts dat 'afkopen van dergelijke risico's te grote risico's voor de gemeente Amsterdam met zich meebrengt'.
verliezers
In juni van dit jaar is door de wethouders Köhler en Groen met minister Netelenbos gesproken over de risicoverdeling. Vastgesteld moet worden dat Köhler en Groen slecht hebben onderhandeld en als grote verliezers uit de onderhandelingen zijn gekomen.
De minister heeft zich namelijk niet garant gesteld voor het afdekken van 95 procent van alle optredende budgetoverschrijdingen, wat het uitgangspunt van het college was, maar heeft alle risico's eenzijdig bij de gemeente Amsterdam gelegd in ruil voor een afkoopsom van 187 miljoen gulden.
De gemeente Amsterdam houdt er rekening mee dat de aanbesteding 300 miljoen gulden duurder uitvalt dan geraamd en dat de bouwtechnische risico's 80 miljoen gulden bedragen.
Deze laatste calculatie is extreem laag en derhalve absurd, wanneer de vergelijking wordt gemaakt met metroprojecten in het buitenland waar zich zeer grote budgetoverschrijdingen voorgedaan hebben als gevolg van technische problemen.
Een goed voorbeeld is de Jubileemetrolijn in Londen waarin reeds ruim negen miljard gulden is geïnvesteerd in plaats van de geraamde vijf miljard.
Aanleg van de Noord/Zuidlijn zonder dat het rijk zich garant stelt voor 95 procent van de optredende budgetoverschrijdingen, brengt immense financiele risico's voor de gemeente Amsterdam met zich mee.
Het zou wethouder Köhler sieren als hij dit zou erkennen en zijn energie niet zou gebruiken voor het misleiden van alle Amsterdammers. Hij doet er veel beter aan de onderhandelingen met de minister van Verkeer en Waterstaat te heropenen.
In een nieuwe onderhandelingsronde met de minister van Verkeer en Waterstaat kan geregeld worden dat de overheid 95 procent van het risico voor haar rekening neemt.

Victor van Lamoen

De auteur is verbonden aan het Platform Metro