Dutch
- Dutch - (The Netherlands)– relating to, or associated with The Netherlands
– met betrekking hebbend op het Nederlands (#1, 3,4,6,8,9,10,11) - Dutch - (Ronald Reagan)– nickname of Ronald Reagan
– bijnaam van president Ronald Reagan (#Dutch) - dutch - (harden a quill)– to clean and harden a quill for use as a pen by plunging it into hot sand
– het schoonmaken en harden van een metalen pen door deze in heet zand te dompelen (#14, 4) - dutch - (placing of bets)– to miscalculate in placing (a series of bets) so as to expect to lose rather than to win
– zich misrekenen bij een aantal weddenschappen in de verwachting te verliezen ipv te winnen (#14) - dutch - (bet on each horse)– to bet on each horse in a race proportionately, so that any winner will return more than the total amount bet
– op elk paard evenredig wedden zodat wie er ook wint meer krijgt dan het totaal gewedde bedrag (#17) - dutch - (break a bank)– to break a bank
– aten springen (van de bank in een casino) (#8) - dutch - (ruin something)– to ruin something as a plan, to cause another to fall
– iets bewust ruineren, iemand verhinderen zijn taak goed uit te voeren (#17, 8) - dutch - (haircut)– a haircut with straight bangs across the front and the rest evenly cut on earlobe length, see also dutch bob, cut
– een kapsel met lange pony en de rest rondom geknipt op oorlel lengte, zie ook dutch bob, cut (#17) - dutch - (a wife)– a wife, esp. old dutch
– een vrouw, vooral oud-hollands (#3, 6,7,8)
Dutch…
- Dutcher– a Dutchman, in earlier use a German
– Nederlander, in vroeger gebruik Duitser (#4) - dutching– the practice of sending substandard food for irradiation in the Netherlands or somewhere else where it is possible
– het verzenden van nog onder de norm voedsel voor bestraling naar Nederland of ergens anders waar dit mogelijk is (#2) - dutching
- dutchify– Hollandarisation, to make Dutch in quality or traits
– verhollandsen, iets met Hollandse kwaliteit of kenmerken maken (#11,14, 4,8) - Dutchkin– of Dutch or German kind of sort
– van het Nederlandse of Duitse soort (#4) - Dutchland– Germany. Devided in High and Low Dutchland, the latter is the Netherlands
– Duitsland. Verdeeld in High en Low Dutchland, de laatste is Nederland (#4) - Dutchly– like the Dutch
– zoals de Nederlanders (#4) - Dutchmen– plural of Dutchman
– meervoud voor Dutchman (#14) - Dutchwoman– a woman of Holland or the Netherlands
– een vrouw van Holland of Nederland (#4, 8,9,10,11) - Dutchy– Dutchman, Hollander, (sometimes) German
– Nederlander, soms ook Duitser (#11,14, 8,10) - Dutchy– like the Dutch
– zoals de NederlandersĀ (#14) - Dutchier– comparative of Dutchy
– vergrotende trap van Dutchy (#14) - Dutchies– plural of Dutchy
– meervoud van Dutchy (#14) - Dutchiest– superlative of Dutchy
– overtreffende trap van Dutchy (#14)
Dutchman
- Dutchman - (of the Netherlands)– a person of Dutch descent / native or national of the Netherlands
– iemand van Nederlandse afkomst of met de Nederlandse nationaliteit (#1, 3,6,8,9,10,11,14) - Dutchman - (of southern Africa)– a person of Dutch descent born in southern Africa
– iemand van Nederlandse afkomst geboren in Zuid Afrika(#14,6) - Dutchman - (seaman)– any North European seaman except a Finn
– iedere Noord Europese zeeman behalve een Fin (#15) - Dutchman - (ship)– a Dutch ship
– een Nederlands schip (#3, 4) - Dutchman - (drop of rain)– the ‘mark’ made by a drop of rain on still water
– de ‘markering’ die een waterdruppel op kalm water maakt (#16) - Dutchman - (defective work)– a way to hide or counteract defective work
– een manier om gebrekkig werk te verbergen of op te heffen (#4,14) - Dutchman - (prevent pinching)– short prop to prevent pinching during sawing
– korte stut om knellen tijdens zagen tegen te gaan (#14) - Dutchman - (keep logs from falling)– short prop to keep logs from falling from a load
– korte steun om te voorkomen dat boomstammen van een lading vallen (#14) - Dutchman - (strip of cloth)– strip of cloth in theater to hide crack between two scenery flats
– stuk doek in theater om de opening tussen twee achtergronden te verbergen(#14) - Dutchman - (piece of pipe)– piece of pipe as temporarily replacement in heating unit of ventilation system
– stuk pijp als tijdelijke oplossing in verwarmings of ventilatie systeem (#14) - Dutchman - (piece of quartz)– a piece of quartz somewhat resembling an uncut diamond
– een stuk kwarts dat enigszins op een ruwe diamant lijkt (#15)
… Dutchman
- Flying Dutchman– a legendary spectral ship or its captain
– een legendarisch spookschip of zijn kapitein (#4,3) - I'm a Dutchman– The expression of disbelief or refusal
– expressie van ongeloof of weigering (#1, 3,4,8,10,11,13,15) - Dutchman's anchor– if needed, just only THAT has been left home
– indien nodig, is juist DAT thuisgelaten (#15,13) - Dutchman's breeches– plant with white flowers and finely divided leaves
– een plant met witte bloemen en fijn gedeelde balderen (#1, 3,4,6,8,14,15) - Dutchman's Cape– imaginary land on the horizon
– denkbeeldig land aan de horizon (#15) - Dutchman's drink– one that empties the pot
– degene die de pot leegmaakt (#15) - Dutchman's fart– a sea-urchin
– een zee-egel (#16) - Dutchman's headache– drunkenness
– dronkenschap (#15) - Dutchman's laudanum– climbing shrub, allied to the passionblower
– klimmende heester, familie van de passiebloem (#4) - Dutchman's log– method to estimate the speed of a boat by means of a floating object
– methode om de snelheid van een boot te bepalen met een drijvend objekt (#14) - Dutchman's pipe– climbing vine with hooked tubular flowers
– een soort klimop met witte kokervormige bloemen met haakjes (#1, 4,6,10,14)